Ryder Cup (1) – De Engelse basis

We blikken deze week vooruit op de Ryder Cup. In deel 1 antwoord op de vraag waarom de 'backbone' van het Europese Team weer uit Engelsen bestaat.

Uit Golfers Magazine: Ryder Cup (1)

 

We kunnen Engeland niet missen

In golf is er dan ook geen sprake van een Brexit. Ook dit jaar bestaat de kern van het Europese team weer uit een aantal sterke Engelse spelers. 

Dat is niets nieuws, want in zes van de laatste tien matches kwamen er vier of meer spelers uit dit land aan de start. Het debacle van 2016 werd door maar liefst zes Engelsen meegemaakt. Dat worden er waarschijnlijk iets minder. Tenzij captain Thomas Björn anders beslist. Met vier wildcards heeft de Deen nogal wat speelruimte.

Wat wel zeker is: Danny Willett, Chris Wood, Andy Sullivan, Lee Westwood en ook de talentvolle Matthew Fitzpatrick gaan we niet tegenkomen op Le Golf National, tenzij wij erin slagen hen als toeschouwers tespotten. Westwood is in ieder geval wel vice-captain. De eerste vier hebben de laatste twee seizoenen niet goed genoeg gepresteerd. Het spel van Fitzpatrick is wel wat beter geweest, maar er zat te weinig regelmaat in zijn prestaties. Omdat dit artikel werd geschreven voor de eindsprint na het PGA Championship, zou hij ons nog kunnen verrassen. De gedachte aan de Ryder Cup heeft al vaak het beste bij spelers naar boven gehaald. Maar op de een of andere manier gaat het Land of Hope and Glory eind september gewoon een ander contingent sterke spelers leveren.

Justin Rose is als enige van het zestal uit 2016 zeker van deelname. Datzelfde geldt voor de debutanten Tyrrell Hatton en Tommy Fleetwood. Dat zijn er al drie, terwijl ook Ian Poulter – geblesseerd in 2016 – en Paul Casey – weer beschikbaar – hun rentree maken.

Een variatie op het orakel Van Gaal: ‘Zijn jullie nou zo slecht of zijn wij nu zo goed?’

Dat zouden Engelse spelers en coaches zich kunnen afvragen. Of is er meer aan de hand?

Steun Brits Olympisch Comité

Als je naar bovenstaand lijstje kijkt, dan valt om te beginnen op dat er na de verbazingwekkende zege van 1995 op Oak Hill – zie ook elders in deze uitgave – een paar magere jaren waren voor de Britten. Lee Westwood was in 1999 en 2002 de enige Engelsman in het team. Zijn deelname in 2002 op The Belfry had hij alleen te danken aan het feit dat de match vanwege 9/11 een jaar was uitgesteld. Op basis van zijn prestaties in 2002 was de toen 29-jarige Westwood niet in eens in aanmerking voor een wildcard gekomen.

Hij was echter nét op tijd weer een beetje in vorm en vooral dankzij een briljant spelende Sergio Garcia als fourball/foursomepartner pakte Lee Westwood in vier matches drie punten. Zijn kwetsbaarheid kwam aan het licht in de singles. Hij verloor met 2 en 1 van de bepaald niet sterk acterende Scott Verplank.

Rond 2000 was er in Engeland sprake van een wisseling van de wacht. Er werd afscheid genomen van ervaren spelers als Mark James, Howard Clark en Nick Faldo. De zesvoudig Major-winnaar is overigens nog altijd een van de Europese spelers met de meeste behaalde Ryder Cup-punten.

Lee Westwood meldde zich in 1997 op Valderrama als 24-jarige voor het eerst aan het front. Met Nick Faldo als chaperon bleek Westwood een snelle leerling te zijn. En meer dan dat: hij speelde ook in de negen volgende Ryder Cups, waarin er slechts twee nederlagen werden geleden.

Westwood vormt de trait-d’union tussen de generatie van de jaren zeventig en de groep bestaande uit Luke Donald, David Howell, Ian Poulter, Justin Rose en Paul Casey. In 2016 was er een stevige verschuiving en nog geen twee jaar later staan er weer nieuwe goede Engelse spelers op.

Dat kan toeval zijn, maar zoiets is in topgolf bijna niet mogelijk. De Engelse Golf Union heeft de laatste tien jaar onder andere dankzij de steun van het Britse Olympisch Comité veel geld in de sport kunnen stoppen. Er werd, met Paul Casey’s vader als een van de grote animatoren, ook een goed plan geschreven dat talenten in staat stelde om goed te trainen en via de amateurkampioenschappen richting Challenge en Europese Tour door te stromen.

Die inspanningen leverden hun vruchten af, want er duiken alweer nieuwe talenten op. Denk aan een Jordan Smith, een Eddie Pepperell en een Matt Wallace.

Amerikaanse kernteam jonger

Met de Engelse afvaardiging als kern, staat Thomas Björn voor de taak om te voorkomen dat Europa voor het eerst sinds september 1993 een thuisnederlaag lijdt.

Met alleen de singles voor de boeg stond Europa nipt voor (8,5 – 7,5), maar op zondag kleurde het scorebord op The Belfry al snel rood. Captain Tom Watson stuurde zijn twaalftal naar een 15 – 13 zege.

Daarna volgden naast een paar close matchesook een paar stevig zeges : 15,5 – 12,5 (2002 op The Belfry), 18,5 – 9,5 (2006, K Club) en 16,5 – 11,5 (2014, Gleneagles).

Met de harde nederlaag van 2016 in Minnesota (17 – 11) in het achterhoofd en de kern van Team USA op het papiertje voor ons, hoef je geen rocket sciencete hebben gestudeerd om te kunnen constateren dat de kans groot is dat captain Jim Furyk aan het langste eind gaat trekken.

Die verwachting heeft niet alleen te maken met wat er in 2016 gebeurde, maar ook met de vorig jaar gespeelde Presidents Cup. Het Internationale Team (Australiërs, Aziaten, Zuid-Amerikanen en Zuid-Afrikanen) zag er op papier niet slecht uit. Maar met de mannenbroeders Dustin Johnson (nu 34), Jordan Spieth (25), Justin Thomas (25), Rickie Fowler (29), Patrick Reed (28) en Brooks Koepka (28) in de gelederen stoomde Team USA – met Steve Stricker aan het roer – op de Liberty National Golf Club in New Jersey op naar een 19 – 11 zege.

Reken er maar op dat deze spelers eind september ook van de partij zijn. En in de VS kan men nog wel een Ryder Cup of vijf op deze sterren rekenen.

Het mooie voor de Amerikanen is dat bovengenoemde kern een stuk jonger is dan die van het Europese team: Justin Rose is 38, Henrik Stenson is 42, Sergio Garcia 38, Open-kampioen Francesco Molinari is 35 en Rory McIlroy is 29. De laatste kan dus gelukkig nog wel even mee.

En eerlijk is eerlijk: de aanwas van Europese talenten – buiten Engeland – geeft vooralsnog weinig reden tot optimisme. Jon Rahm (24) is in feite de enige jongeling en Thomas Pieters (26) is ook niet bepaald oud. Rory McIlroy draait als zo lang mee dat je bijna denkt dat ook hij ‘op leeftijd’ is. De Noord-Ier is echter pas 29. Maar hoeveel goede jonge Schotten en Ieren zie je op de Tour? En hoe zit het met de Zweden? De Duitsers en de Fransen? Niet om vrolijk van te worden.

Cup of tea

Met andere woorden, dit zou weleens voorlopig de laatste keer zijn dat Europa een behoorlijke kans heeft om de Ryder Cup te winnen. Als Rose, Stenson en Poulter in 2020 echt niet meer mee kunnen komen, al zullen ze daar zelf mogelijk anders over denken, dan ontstaat er een flink gat. Ook in financieel opzicht, want de Europese Tour draait als het ware op de inkomsten van de Ryder Cup. Zonder het commerciële succes van de match zou de begroting van het circuit er niet best uitzien.

Het rare is dat de Engelsen (plus de Schotten, Ieren en Welshmen) een jaar of veertig geleden juist naar het continent keken. Omdat de Britten & Ieren een jaar of twintig zonder succes waren, namen de Britse PGA het idee van Jack Nicklaus over om eens te kijken naar de goede spelers uit Spanje en die talentvolle jonge Duitse jongeman die Bernhard Langer heette.

Dat bleek een gouden idee – en in feite de redding van de Ryder Cup. Want er waren tal van Amerikaanse topspelers die geen zin meer hadden om elke twee jaar een paar weken op te offeren voor een wedstrijd die zo eenzijdig was. De komst van Seve en Bernhard – gevolgd door tal van andere spelers van het vasteland – zorgde voor de ommekeer.

Maar what goes around, comes around.

De hoop is dus nu juist gevestigd op de Engelsen. Zij stonden in de jaren twintig aan de basis van de match, want het was de Engelse zakenman Samuel Ryder – die een vermogen had verdiend met het verkopen van plantenzaadjes in kleine zakjes – die geld beschikbaar stelde voor de vervaardiging van de mooiste kleine gouden trofee in sport.

De Ryder Cup was in den beginne als het ware their cup of teaen zoals het er nu naar uitziet zal dat niet alleen op Le Golf National maar ook de komende jaren het geval zijn. De Europese gedachte in golf is mooi, maar dan wel graag met een Engels randje.

Dit artikel van Jan Kees van der Velden verscheen eerder in Golfers Magazine 7.