Interview: Jan Dorrestein

‘Natuurlijk denk ik nog aan mijn tijd op de Tour terug’

dorrestein

Hij was in de jaren zeventig de eerste Nederlander op de Europese Tour. De voortrekker van de nationale pro’s blikt terug.

Op maandag kon er niet worden afgesproken met Jan Dorrestein. En voor wie hem niet kent: de man die in september 74 wordt, is een van de beste golfers die ons land ooit heeft gehad. Zijn vijftiende plaats in The Open van 1972 op Muirfield is een prestatie die door geen enkele Nederlandse man is geëvenaard, laat staan verbeterd.

Maar niet op maandag dus. Op die dag moest Jan Dorrestein meedoen aan een wedstrijd van de Nederlandse seniorpro’s. Op Haviksoord, waar hij een 75 liet noteren. ‘Het wordt steeds wat minder met mijn spel’, zegt Dorrestein met een knipoog. ‘Eerder dit jaar maakte ik nog een 69 op Hattem en een 73 op Delfland.’

‘Ach, het spelen is leuk en je wilt dat zo goed mogelijk doen, maar het elke drie weken ontmoeten van de andere mannen is ook iets waar ik me op verheug.’

Daarnaast geeft Jan Dorrestein nog regelmatig les op de Rosendaelsche, de baan waar hij als kleine jongen en zoon van pro Gerrit Dorrestein golf met de paplepel kreeg ingegoten, samen met zijn broers Cees en Wim die ook pro werden. Hij kon in die eerste jaren – vaak spelend tussen de bomen om uit het zicht van de leden te blijven – niet bevroeden wat de sport hem ging brengen. Een paar jaar op de Europese Tour bijvoorbeeld.

Al met al speelde Jan Dorrestein vanaf 1972 drieënhalf seizoenen op het hoogste niveau. Hij schreef geschiedenis door in april 1972 het eerste toernooi in de historie van de Europese Tour te spelen: het Open de España op de baan van het Noord-Spaanse Pals. ‘Al had niemand het idee dat het een historische gebeurtenis was.’

Dorrestein speelde dat jaar elf toernooien en werd 35ste op de Order of Merit. Met – omgerekend – 2.614 euro aan prijzengeld.

Tegenwoordig loopt het budget van een tourspeler in de tonnen. In de jaren zeventig ging het om andere, om lagere bedragen. Maar ook die waren voor de meesten niet gemakkelijk op te brengen.

Dorrestein had het geluk dat hij op het juiste moment de juiste mensen tegenkwam. ‘Ik ben mijn profloopbaan begonnen als assistent van Tony Littlechild op de Haagsche’, zegt hij. ‘En hij had al snel in de gaten dat ik goed genoeg was om tourpro te worden.’

Enkele leden van de Haagsche legden het geld op tafel om deelname aan een aantal buitenlandse wedstrijden te bekostigen. ‘Kon ik onder andere het Open van Kenia spelen’, zegt hij. ‘En dat won ik. Drie jaar later overigens nog een keer.’

Van Calcar Assurantiën had vervolgens de primeur om de eerste sponsor van een Nederlandse golfer te worden. ‘Vier jaar heeft dit bedrijf mij gesteund’, zegt Dorrestein. ‘Ik stond jaarlijks voor twintigduizend gulden op de loonlijst en ik kreeg hetzelfde bedrag als sponsorbijdrage.’

Het grootste gedeelte van de bijdrage van Van Calcar ging op aan reis- en verblijfkosten. ‘Als het kon ging ik met de auto’, zegt Dorrestein. ‘Coaches? Die hadden we in die tijd niet. Ik ben als je het zo wilt noemen een selfmade man. Caddies? Meestal droeg ik de eerste twee dagen zelf mijn tas. Haalde ik de cut, dan veroorloofde ik mijzelf een lokale caddie.’

Oefenen was sowieso een lastige klus op de Tour, want de meeste banen hadden geen drivingrange. ‘Wel een puttinggreen, zegt Jan Dorrestein, ‘dus je kon wel aan je korte spel werken. Maar voor de rest was je aangewezen op je oefenrondes. Ik werd zo’n beetje door de Ierse pro’s geadopteerd. Vonden ze wel leuk, zo’n Nederlander op de Tour. Als ze zagen dat je de bal te veel hookte, dan gaven ze je het advies om te proberen te slicen. Dat deed je, net zo lang tot je de bal weer een beetje recht sloeg.’

‘De goede stokken en ballen vinden, was niet zo’n probleem. In de tijd dat ik op de Tour speelde, was Slazenger wat dat betreft mijn sponsor. Die ballen gingen overigens niet lang mee. Als je de bal een beetje verkeerd raakte, kon je een nieuwe uit je tas halen.’

In 1975 besloot hij echter een punt achter zijn carrière te zetten. ‘De yips’, geeft hij als reden. ‘En als je die hebt, dan kun je op het hoogste niveau niet zo veel meer. Bij mij vormden vooral de korte putts het probleem. Het vreemde was dat er weken waren dat het redelijk goed ging, maar ineens had je er weer last van. Spijt? Het was niet anders en dus ben ik op de Rosendaelsche bij mijn vader gaan werken.’

Teams

In 1974 speelde Jan Dorrestein twee keer voor het continentale team. Eerst in de Hennessy Golf Cup op het Spaanse Sotogrande tegen de Brits-Ierse formatie. Later dat jaar stond de Double Diamond op Gleneagles op het programma, met teams uit Engeland, Schotland, Wales, Ierland, het vasteland en de ‘rest van de wereld’.

Dorrestein werd samen met de Belg Donald Swaelens en de Spanjaarden José Maria Canizares, Angel Gallardo en Manuel Pinero laatste, maar de Arnhemmer denkt in ieder geval terug aan een verloren maar mooie match tegen Tony Jacklin.

‘Hij was toen misschien wel de beste Europese speler’, zegt Jan Dorrestein. ‘Enfin, ik was 1 up na twaalf en op dertien, een korte par-4, sloeg ik mijn drive behoorlijk dicht bij de green. Jacklins teeshot belandde tussen de varens. Werd het 2 up? Neen, want hij hakte zijn bal naar de fairway en holede zijn derde schot uit. Ik had een pitch en een 3-putt. All square.’

In die tijd was er nog geen Europees Ryder Cup-team. Dat was niet meer dan vijf jaar later wel het geval. Nooit gedacht aan wat er misschien wel was gebeurd als die vermaledijde yips er niet waren geweest?

‘Nee, nooit’, zegt hij. ‘Wat heeft dat voor zin? Wat gebeurd is, is gebeurd.’

Joost en Anne

Het moderne topgolf volgt hij via Ziggo Sport behoorlijk op de voet. ‘Natuurlijk denk ik dan onwillekeurig terug aan mijn jaren op de Tour. Al is de sport flink veranderd.’

‘In onze tijd wilde je de bal vooral zo recht mogelijk slaan. Dat was met die drivers met die kleine persimmon koppen nog een hele opdracht. ‘Hit the ball between the screws’, was je opdracht. Ik denk dat er geen jonge golfer meer is die weet dat er schroeven in het clubblad zaten. Nu is het een powergame geworden. De sportschool regeert. Jammer? Nogmaals, tijden veranderen, al hadden wij Gary Player die in de jaren zeventig al aan fitness deed.’

‘Het is ook in die zin een ander spel geworden, dat de coaches een veel grotere invloed hebben. Spelers moeten vaak doen wat ze wordt opgedragen. Maar of ze ook altijd plezier in het spel hebben? Als ik de Zweden – goede spelers, begrijp me niet verkeerd – zie, dan twijfel ik daar soms wel aan.’

Luke Donald en Graeme McDowell zijn spelers waar Jan Dorrestein met een beetje meer aandacht naar kijkt. ‘Mooie golfers die toch nog een beetje opvallen tussen veel van de machines. Ja, Donald is wat weggezakt, maar man wat kon hij in zijn beste dagen putten.’

‘Ik vind het knap van Joost Luiten dat hij al zes keer heeft gewonnen. Heel goede speler, zeker van tee tot green. Maar speelt hij niet een beetje te weinig? En Anne van Dam ken ik een beetje. Maar weer niet goed genoeg om een echt oordeel over haar te vellen. Haar swing is prachtig en ze slaat de bal ver, maar daar win je niet mee op het hoogste niveau. De rest van haar spel zal inderdaad beter moeten worden. Maar vergeet niet dat dit haar eerste jaar op de LPGA Tour is. En als je met lage scores op de Ladies European Tour hebt gewonnen, dan is dat toch het bewijs dat Anne van Dam echt wel heel goed kan spelen?’

KLM Open

Hij speelde ons internationale kampioenschap talloze keren, voor het laatst nog in 2004 op Hilversum. Zijn beste prestatie leverde Dorrestein in 1982, op De Pan. Daar werd hij gedeeld achtste.

Jan speelde beter dan hij in Nederland ooit gedaan heeft in een open kampioenschap, schreef De Telegraaf in de maandagkrant.

‘Het is en blijft moeilijk in dit soort wedstrijden goed voorbereid voor de dag te komen als je het grootste deel van je tijd besteedt aan lesgeven. Gelukkig heb ik internationale ervaring en dat helpt beslist’, was zijn reactie toen.

Bijna 37 jaar later: ‘Dat was nou net een week dat ik geen last van de yips had. Zie je hoe belangrijk het putten is.’

Dorrestein is overigens niet van plan om in september naar The International te komen. ‘Op tv zie je het allemaal beter. Bovendien is het vanuit Arnhem anderhalf uur heen en anderhalf uur terug.’

‘Is het jammer dat de oude banen niet meer in aanmerking komen voor het Open? Ze zijn in veel gevallen te kort en je kunt niet zoveel publiek kwijt. Maar het is dus vooral de lengte. Neem De Pan. Mooie baan. Maar hij is voor het moderne golf veel te kort. Tijdens de competitie had Kiet van der Weele van ons mannenteam op de par-5 achttiende driver/gapwedge nodig. Dat zegt genoeg.’

‘Ik heb de baan van dit jaar, The International, een paar keer gespeeld, maar ik was op een gegeven moment de weg kwijt: veel holes lijken wel heel veel op elkaar.’

Kampioen

Een paar weken na de zege van het mannenteam van de Rosendaelsche is Jan Dorrestein een trots man. ‘Op de spelers, maar ook op het team van coaches. We hebben allemaal ons steentje bijgedragen aan dit succes. Voor het eerst in 37 jaar een landstitel met de Rosendaelsche. Ik beschouw dat toch wel als een hoogtepuntje in mijn carrière.

(Dit interview van Jan Kees van der Velden stond eerder in Golfers Magazine)