Het beste van 2017 - editie 8: De wil om te slagen

Het leverde pittige discussies op in de golfwereld en vormde basis voor de golfpersprijs voor auteur Jan Kees van der Velden

wil om te slagen

Er zijn duizenden golfers die mooie ballen slaan. Maar daarmee kom je er niet in golf, de wereld van willen en wensen, van doen en laten.

Een lange autorit geeft je soms nieuwe inzichten. Een gedachte die te binnen schiet, een binnengekomen telefoontje met iemand die een idee heeft. Het kan van alles zijn.

Onlangs hoorde ik Ben van der Burg op BNR Nieuwsradio. Hij is nog steeds zo’n kruidje-roer-me-niet als in de tijd, eind jaren tachtig, dat hij topschaatser was. Zo’n Haags ratje, net als zijn maatje Bart Veldkamp. Van der Burg is nu 49 en naast columnist bij voornoemde zender is hij commercieel directeur bij Triple IT.

Ik kan het mis hebben, maar Van der Burg lijkt me geen type om te gaan golfen. Hij haalt echter regelmatig zaken aan uit het bedrijfsleven en andere sporten die je zeker betrekking kunt laten hebben op golf.

Wensen of willen, daar gaat het om in de sport, aldus Van der Burg. Iedereen wenst wel een titel, maar wil je hem ook echt? Heb je er alles voor over om je wensen te verwezenlijken?

Een paar weken later sprak ik vlak voor een uitzending van Ziggo Sport Golf met Robert-Jan Derksen. Ik vertelde hem dat ik ‘wensen of willen’ wel heel toepasbaar vond op veel Nederlandse golfers die op de diverse circuits actief zijn.

Ik had – en ik heb – mijn twijfels of het gros van hen er alles aan wil doen om de top te halen. Er zitten immers zeer getalenteerde spelers tussen, maar van een structurele doorstoot naar de Europese Tour lijkt geen sprake. Het is toch vreemd dat we met zoveel golfers maar twee spelers – Joost Luiten en Anne van Dam – op het hoogste niveau hebben?

Derksen knikte instemmend: ‘Maar ik wil daar wel wat aan toevoegen. Ik twijfel er niet aan dat de meesten er alles aan doen. Maar dat alleen is niet voldoende. Ben je bereid, dat is de vraag, om er ook veel, zo niet alles voor te laten.’

Inderdaad echt iets willen bereiken, de top halen, betekent ook dat je veel moet opgeven. Pieter van den Hoogenband had het ooit over dat ene biertje dat hij tijdens een feestje liet staan: ‘Stel je voor dat dit glas in de finale je een honderdste van een seconde kost. Een honderdste seconde die het verschil vormt tussen goud en zilver.’

Dat pilsje zal heus niet beslissend zijn geweest, maar daar het gaat het niet om. Het gaat om de mindset die VDH drie gouden, twee zilveren en twee bronzen olympische medailles heeft opgeleverd. Hij wilde goud. Hij deed er alles voor en liet er ook nagenoeg alles voor.

Is dat bij Nederlandse golfers ook het geval? Ik waag dat in hoge mate te betwijfelen en door dat te zeggen, weet ik dat ik daarmee tal van mensen tegen mij in het harnas jaag. Het zij zo. Je wordt nu eenmaal geen journalist om alleen maar vrienden te maken.

De tijd dat topgolf een kwestie was van een mooie bal slaan, ligt al ver achter ons. Het gaat om het complete plaatje: techniek, fysiek, vastberadenheid en een stip aan de horizon. En ook: je vrienden nauwelijks zien, weinig tijd hebben voor je vriend, man, vriendin of vrouw. Gaan oefenen als je eigenlijk geen zin hebt. Je niets aantrekken van weer en wind. Investeren in je carrière heet dat. Wil je die titel, wil je op de Europese Tour komen of heb je alleen de wens. Dat is het verschil.

Zelfreflectie

Voor Jeroen Stevens directeur van de NGF werd, bemoeide hij zich intensief met topgolf. Hij was een van de mensen die de basis legde voor de vroege successen van Golf Team Holland, maar ook voor het team – Joost Luiten, Tim Sluiter en Wil Besseling – dat in 2006 de Eisenhower Trophy won.

Anno 2017 bemoeit Stevens zich met het totale NGF-beleid, maar zijn hart ligt nog voor een belangrijk deel bij ‘sport’. En zo af en toe mag hij zich in de praktijk uitleven. Begin september was Jeroen Stevens voor de tweede keer captain van het continentale jeugdteam dat de Britten en Ieren klopte in de match om de Jacques Leglise Trophy. Voor de tweede achtereenvolgende keer ook stond Stevens na afloop met de beker in zijn handen.

Hij had een team geleid met twee Spanjaarden, een Noor, een Belg, een Duitser, een Deen, een Fin, een Portugees en een Zweed.

‘Allemaal goede spelers’, aldus Stevens na het succes op het Ierse Ballybunnion. ‘En het was een genot om met hen te werken. Natuurlijk heb ik ze gevraagd hoe ze trainden, hoe de omstandigheden in hun landen waren, hoe hun federaties topgolf hadden georganiseerd.’

‘Ik kon niet anders dan concluderen dan dat ze in die landen ongeveer op dezelfde manier als wij werken. En toch plaatsten zij zich wel voor het continentale team, maar kwam er geen enkele Nederlandse speler in aanmerking.’

Jeroen Stevens aarzelde even voor hij verder ging. ‘Wat deze jongens hebben en wat ik bij de huidige Nederlandse generatie, en dan met name hun coaches en ouders eromheen mis, is realisme, zelfreflectie. Je hoefde de negen leden van het team niet veel te zeggen. Ze wisten waar ze mee bezig waren, wat ze moesten doen, vinden zichzelf nog helemaal niet zo goed. Topgolf spelen, is veel meer dan een goede bal slaan en denken dat je wel goed bent. Het is dag in, dag uit bezig zijn met je sport.'

Op eigen benen

Ik zei het al: golf is meer dan alleen het slaan van een mooie bal. Het is bijvoorbeeld zo moeilijk te begrijpen waarom Wil Besseling vijf keer achtereen de cut haalt in het KLM Open, maar op de Challenge Tour jaar in, jaar uit matig presteert.

Besseling, de man van de beste individuele score tijdens het WK voor amateurlandenteams van 2006, heeft op het professionele circuit de verwachtingen niet waargemaakt.

Aan de vooravond van het KLM Open stond Wil Besseling net in de top-100 van de jaarranglijst van de Challenge Tour. Maar hij haalde op The Dutch vrij eenvoudig de cut en werd met een twintigste plaats de beste Nederlander.

‘Het was een mooie ronde’, zei hij op zondag over zijn strakke 67. ‘Zo eindigen voelt super en die birdie op de laatste met al die mensen... dat is waar je het voor doet.'

Maar op de een of andere manier slaagt Besseling er niet in om zijn talent op de Challenge Tour te verzilveren. Wat is dat? Hij heeft de wens om (weer) te promoveren. Ontbreekt de wil om er alles aan te doen? Dat kan het toch niet zijn: hij geniet intens van het goed spelen op het hoogste niveau. Daar wil hij zijn. Wil Besseling doet er ongetwijfeld ook veel voor, maar het is in ieder geval de laatste jaren allemaal niet genoeg geweest. Toch te veel andere zaken in het leven die tussen hem en een structurele speelkwaliteit staan?

Dan schieten toch weer de woorden van Stevens te binnen: ‘Het is dag in, dag uit bezig zijn met je sport.’

Joost Luiten staat in ons land in ieder geval bij de mannen op eenzame hoogte. En het ziet er niet naar uit dat hij snel naar de kroon wordt gestoken. ‘Voor mij was het als jeugdspeler niet meer dan logisch dat ik de avond voor een wedstrijd niet uit ging’, zegt hij. ‘Dat sprak vanzelf en dat hoefde niemand tegen me te zeggen. Dat zit in je – of juist niet. Dat bedoel ik met er dingen voor laten. En dat is nog steeds zo. Natuurlijk moet iedere sporter zo af en toe gas terugnemen, maar je moet je realiseren dat het allemaal niet vanzelf gaat.’

‘Neem Golfteam Holland. Ik wilde daar, als jonge pro, zo snel mogelijk uit. Ik wilde op eigen benen staan. Maar er waren ook jongens die de maandelijkse vergoeding als salaris zagen. Terwijl het team vooral bedoeld was en is om je zo snel mogelijk op weg te helpen.’

‘Soms denk ik dat de Italianen het beter aanpakken dan wij. Daar krijg je voorrechten als je wat hebt gepresteerd. Hier is het te veel andersom.’

Nieuwe trend

Bondscoach Maarten Lafeber weet net zo goed als Luiten dat de innerlijke drive belangrijk is. Samen met de andere NGF-coaches (die door Lafeber worden aangestuurd) wil hij er vooral voor zorgen dat de topamateurs betere spelers worden. ‘Inderdaad’, zegt hij. ‘Spelers en geen drivingrange-golfers. Het gaat erom hoe je in de baan presteert. Als je alleen met een Trackman werkt, word je geen goede golfer.’

‘Daarom werken we met coaches die oud-spelers zijn’, aldus Jeroen Stevens. ‘Zij zijn goed in staat om de noodzakelijke manier van denken over te brengen. Dat bereik je onder andere door de spelers en speelsters veel met elkaar te laten trainen. Dat levert interne concurrentie op, competitie.’

Lafeber: ‘Het is belangrijk dat je eerst als amateur succesvol bent. Ook in het buitenland. Pas dan kun je er over denken om pro te worden. Zo hebben Joost Luiten, Robert-Jan Derksen, Rolf Muntz en ik het ook gedaan. Maar het lijkt wel of er een nieuwe trend is: als je niet slaagt als amateur, dan word je maar pro.’

Stevens en Lafeber hebben het beiden over een proces van de lange adem. En zelfs dan is er nog geen garantie voor succes. Ook al omdat het aantal jeugdgolfers daalt. In een rap tempo.

‘Anno 2017 hebben we zesduizend jonge golfers die lid zijn van een club met een eigen baan. En voor veel van hen is golf ook nog niet eens de eerste sport. Dan is het niet reëel om te denken dat we structureel drie of vier spelers op de Europese Tour krijgen.’

Het is dan ook van belang dat Lafeber en zijn coaches de tijd krijgen om de ingeslagen weg verder te bewandelen. En dat zij erin slagen om van de wens om op de Tour te komen, ook de wil weten te maken. Want je kunt coachen, begeleiden en stimuleren wat je wil, zonder die innerlijke drive kom je als golfer nergens. Behalve dan op de trieste wereld van de Pro Golftour en de Alps Tour.

Lafeber: ‘En daar word je helemaal geen betere speler. Nooit.’