Laten liggen

De Nederlandse golfmarkt doet weinig tot niets met toeristische kansen. Jammer en onverstandig.

We staan wereldwijd bekend om tulpen, klompen, grachten, molens, Van Gogh en Rembrandt. Duitse toeristen reizen in het voorjaar en masse naar Amsterdam en Den Haag en in de zomer naar Zeeland. Britten en Ieren beschouwen onze hoofdstad als hun plaats van plezier, Fransen zijn dol op de Keukenhof en Aziaten laten zich graag fotograferen in Volendamse klederdracht.

Maar Nederland als golfland? We laten kansen liggen.

Een paar jaar geleden zijn er wat (mislukte) pogingen gedaan om – je moet ergens beginnen – een aantal golfjournalisten uit Europese landen uit te nodigen. Vierdaagse trip, vijf banen spelen, informatie over andere toeristische mogelijkheden. Hoe moeilijk kan dat zijn? Regelmatig krijgen we uitnodigingen uit andere landen. Daar weten ze kennelijk wel hoe het werkt.

Buitenlandse golfers die op een baan als de Kennemer komen, kunnen hun ogen vaak niet geloven. We kunnen in Nederland echt trots zijn op onze banen | © Getty Images

Vanmorgen kreeg ik een persbericht uit Italië onder ogen. In dat land hebben de Federatie, het ministerie van toerisme en een aantal regio’s de handen ineen geslagen en het project Italy Golf & More opgetuigd. De naam zegt het al: naast golfbanen worden ook toeristische attracties, kunst, cultuur en culinaire geneugten voor het voetlicht gebracht.

Het resultaat in het eerste halfjaar van 2016: twintig procent meer buitenlandse greenfeespelers op de 112 banen die aan het programma meedoen.

Zet een aantal golfvertegenwoordigers van NGF en NVG aan tafel met vertegenwoordigers van het Nederlands Bureau van Toerisme – dat overigens destijds niets zag in een perstrip – en reclame- en marketingmensen en je hebt in een mum van tijd een uitstekende campagne.

In een tijd waarin banen en clubs op zoek zijn naar meer inkomsten, zou Nederland als nieuwe golfbestemming in ieder geval een bijdrage kunnen leveren.