En nu zijn we echt kansloos... toch?

Een longread over de Ryder Cup uit Golfers Magazine 7

Europa kan voor de vierde achtereenvolgende keer de Ryder Cup winnen. Op papier is Team USA echter wel heel sterk. Maar hebben we dat niet eerder gehoord?

Daags voor het laatste Major van het jaar, het PGA Championship, zag Darren Clarke zijn kans schoon. De Europese Ryder Cup-captain kreeg een vraag van een Amerikaanse journalist: ‘Zijn jullie favoriet of is dat Team USA?’

Clarke wachtte even, toverde zijn mooiste glimlach tevoorschijn en zei: ‘Natuurlijk zijn jullie Amerikanen favoriet. Jullie moeten de favoriet zijn. Jullie hadden een task force. Jullie hebben alles gedaan wat jullie moesten doen. En terecht. Davis heeft alles uit de kast gehaald om te proberen een winnende formule te ontdekken. Ik had ook niet anders van hem verwacht. Hij heeft duidelijk goed werk geleverd en jullie spelers presteren heel, heel goed.’

Maar natuurlijk zette Clarke prompt een kanttekening. ‘Als je ziet hoe de teams er nu voor staan, dan moet je zeggen dat Amerika favoriet is. Maar dat is altijd zo als je naar de wereldranglijst kijkt. Maar als het zover is, dan is het twaalf mannen tegen twaalf mannen in matchplay. En er kan van alles gebeuren.’

In de film Groundhog Day wordt hoofdrolspeler Bill Murray steeds maar weer op dezelfde dag wakker. De chagrijnige en oncollegiale Murray kan het patroon pas doorbreken als hij zijn leven betert. De prijs? Hij wordt wakker naast zijn collega Andie MacDowell en de cirkel is doorbroken.

Voor de Amerikanen zijn de meeste van de laatste tien Ryder Cups zoiets als Groundhog Day geweest. In de twee matches die ze sinds 1995 wonnen, was er steeds sprake van falende Europese captains. In ’99 liet Mark James een paar Europese spelers tot de singles vrijwel geheel aan de kant staan en in 2008 nam Nick Faldo de ene slechte beslissing na de andere.

In de editie van 2008 was Europa – gebaseerd op klinkende overwinningen in 2004 en 2006 – favoriet, maar meestal werd het Amerikaanse team tot grootste kanshebber uitgeroepen, al deden de Europese zeges van 2010 en 2012 dat beeld weer wat kantelen. ‘Wij’ waren favoriet voor de laatste match, op Gleneagles, en de spelers van captain Paul McGinley maakten de verwachtingen volledig waar, getuige de 16,5-11,5 eindstand.

Hoe kwam het toch dat Europa zo vaak als underdog begon en toch met grote regelmaat 28 partijen later triomfantelijk de kleinste trofee in golf kon showen?

Gouden generatie

In de eerste 24 matches – van 1927 tot en met 1981 – was Team USA vrijwel altijd heer en meester. Alleen in 1929, 1933 en 1957 werd verloren. Het was allemaal vaak zo eenzijdig (23-9 in 1963, 21-11 in 1975) dat sommige Amerikaanse topspelers liever in Canada gingen jagen – Tom Weiskopf in 1973 en 1975 – dan dat ze nietszeggende matches moesten spelen tegen kansloze Britten en Ieren.

In 1969 was er nog wel een draw omdat Jack Nicklaus op de laatste hole van zijn slotsingle wel heel genereus een putt aan Tony Jacklin gaf. Nicklaus zei tijdens een korte omhelzing van de Engelsman: ’Ik weet dat je deze putt niet had gemist, maar ik wilde je ook niet de kans geven om dat wel te doen.’

Het was dezelfde Nicklaus die ervoor zorgde dat de Britten en de Ieren vanaf 1979 versterking kregen: het continent mocht ook spelers leveren. Dat had in de eerste twee matches nog weinig invloed op de uitslag, maar in 1983 werd de 25ste match in de geschiedenis pas in de laatste partij beslist. Twee jaar later droogde Europa de Amerikanen op The Belfry met 16,5-11,5 af. Sindsdien won Europa acht keer en Amerika vier keer. In 1989 was er – eveneens op The Belfry – een draw.

Het was aan Tony Jacklin te danken dat Europa in zichzelf ging geloven. De man die in 1969 The Open en in 1970 – op Hazeltine – het U.S. Open won, vroeg en kreeg carte blanche. Hij sprak op de spelers in en deed beroep op hun eergevoel en vaderlandsliefde. Jacklin, captain van 1983 tot en met 1989, regelde sponsoring, goede hotels en een vlucht per Concorde naar de VS. Hij smeedde een team van Britten, Ieren, Spanjaarden en die ene talentvolle Duitser, Bernhard Langer.

En natuurlijk had Jacklin het geluk dat er een gouden generatie was opgestaan: Langer, Nick Faldo, Sandy Lyle, Ian Woosnam en natuurlijk Severiano Ballesteros.

Maar luck, zo zei de Amerikaanse sportmanager Branch Rickey ooit, luck is the residue of design.

Dertig jaar Europese dominantie

Na de wederopstanding van Europa in 1985 waren de experts het in de aanloop tot de match vrijwel elke keer met elkaar eens: Amerika heeft de betere spelers en is daardoor favoriet. Kijk maar de wereldranglijst. Europa is de underdog. Alleen in 2006 en 2008 was Amerika niet de favoriet. Vreemd genoeg won Team USA in 2008 ruim.

Er zijn meerdere elementen die een belangrijke rol hebben gespeeld in dertig jaar Europese dominantie: onderschatting, collegialiteit, ervaring en kwaliteit.

Onderschatting. Amerikaanse spelers moest vaak worden verteld wie hun tegenstanders waren. Ja, de grote tenoren kenden ze wel, want die speelden vaak in de VS. Maar mannen als Philip Walton, Philip Price, Niclas Fasth, Pierre Fulke? En toch waren dit de spelers die de veel sterker geachte Amerikanen aan de zegekar bonden. Bijgaand een overzicht van de positie van de Amerikaanse en Europese teamleden op de wereldranglijst.

Collegialiteit. De PGA Tour werd en wordt wel de roomservice tour genoemd. Na hun ronde gaat het gros van de spelers – vaak samen met vrouw en kinderen – naar het hotel. Ze zien hun collega’s de volgende dag wel weer op de baan. Op de Europese Tour wordt veel samen gereisd, samen gegeten, samen ‘gestapt’.

Ervaring. Europese spelers kennen elkaar vaak van hun amateurtijd. Tijdens grote kampioenschappen worden nog steeds foursomes gespeeld en het spelen van fourballs heeft ook al geen geheimen voor hen. En in nagenoeg alle internationale amateurkampioenschappen in Europa wordt er in het hoofdtoernooi matchplay gespeeld. Daarnaast wordt er op de Europese Tour veel gereisd, doet men dus landen als India en China aan en worden veel soorten banen gespeeld. Dan ben je niet zo snel meer onder de indruk van andere omstandigheden.

Kwaliteit. Tony Jacklin was de eerste captain die echt een studie maakte van zijn foursome- en fourballcombinaties. Hij wist precies wat de sterke en zwakke punten van zijn spelers waren. Dat beleid is daarna niet alleen doorgetrokken, maar ook verfijnd. En iedere captain bracht zijn eigen, specifieke capaciteiten in. Daardoor kwamen alle Europese spelers niet alleen gemotiveerd maar vooral extreem goed voorbereid aan de start. En tijdens de matches bleken de meeste captains in staat nog een tandje bij te schakelen. Met uitzondering dan van Mark James en Nick Faldo, voor wie laissez faire kennelijk het hoogste goed was, in 1999 en 2008. Uitgerekend die matches gingen verloren.

Task force

Maar het lijkt erop dat de Amerikanen met een inhaalslag bezig zijn. Twee enorme dreunen waren daar de oorzaak van.

In 2012 stond Team USA in Chicago na de eerste twee dagen met 10-6 voor. Niet meer dan 4,5 punten uit twaalf singles waren voldoende om de winst te pakken. Zondag 30 september moest voor captain Davis Love III en zijn mannen op Medina een feestdag worden. Toen Rory McIlroy zich ook nog eens in de tijd had vergist en bijna te laat op de eerste tee verscheen voor zijn match tegen Keegan Bradley – hij werd gered door een telefoontje van een medewerkster van de PGA Tour en een lift van een politieagent – leek het helemaal fout te lopen voor het team van captain José Maria Olazábal. Maar de eerste vijf singles werden gewonnen en ‘achterin’ pakten Lee Westwood, Martin Kaymer en Francesco Molinari samen 2,5 punten. Amerika had zich weer het kaas van het brood laten eten.

Twee jaar later. Gleneagles. Nog net geen revolte in het Amerikaanse team waarvan een groot deel – aangevoerd door Phil Mickelson – en plein publique hun twijfels zetten bij de aanpak van captain Tom Watson. Maar Mickelson vergat voor het gemak dat het juist de routiniers waren die het in de baan lieten afweten en dat het juist de rookies Jordan Spieth, Patrick Reed en Jimmy Walker die samen goed waren voor zes van de 11,5 Amerikaanse punten.

Die twee matches – beide verloren, beide verschillende scenario’s – waren er de oorzaak van dat er op instigatie van een aantal topspelers door de PGA of America een task force werd opgericht. Liefst elf personen – onder wie Mickelson en Woods –namen zitting in deze werkgroep. Opvallende eerste beslissing: Davis Love III een tweede kans als captain geven.

De meningen waren verdeeld. Ben Crenshaw – winnende captain in 1999 – werd niet gevraagd, maar was naar aanleiding van de nederlaag op Gleneagles best bereid zijn mening te geven. ‘Ik denk dat de Europese spelers in Amerika heel erg worden ondergewaardeerd. Een ding weet ik zeker: we moeten betere drives gaan slaan. Het leek wel of we steeds uit de rough aan het spelen waren.’

Rory McIlroy was een van de Europeanen die nogal lacherig over de task force deden: ‘Ze zijn kennelijk wanhopig. Ik denk wel dat dit nogal overdreven is.’

Hoe het ook zij, op papier is Team USA nadrukkelijker dan de afgelopen jaren favoriet. Met een kern van de sterren Dustin Johnson, Phil Mickelson, Jordan Spieth en Bubba Watson en met mannen Patrick Reed, Zach Johnson en Jimmy Walker eveneens in de gelederen, moet Davis Love toch in staat zijn een tweede debacle te voorkomen.

 (Tekst: Jan Kees van der Velden / Foto's: Getty Images)